Salome had zelf een jong gezin en een pasgeboren zoontje toen haar zus stierf aan AIDS. De drie kinderen van haar zus kwamen bij haar inwonen. Maria-Pia hielp haar vanaf 1999 bij het betalen van het schoolgeld voor deze drie kinderen. Sinds 2001 nam School Aid de volledige schoolkosten over.
De drie kinderen van Salome’s zus
Salome kende meer begaafde kinderen die hun studies moesten afbreken bij het overlijden van hun ouders. Zij stelde voor deze kinderen op te nemen in het project. Salome groeide zelf ook op in de sloppenwijken van Nairobi. Zij is haar ouders erg dankbaar omdat zij het door hard werken mogelijk maakten dat zij studeerde, daardoor een goede baan vond en nu haar eigen kinderen een betere toekomst kan bieden. Zij vindt het een voorrecht dat zij, via School Aid, andere getalenteerde kinderen dezelfde kansen kon geven.
Zo begeleide Salome acht AIDS-wezen voor wie School Aid de studies betaalt. Zij volgde haar kleine groep van heel nabij en gaf hen de steun die andere kinderen van hun ouders kunnen verwachten. Haar studenten beëindigen allen hun studies met een universitair diploma. Wij kregen van Salome duidelijke jaarverslagen, met een volledig overzicht van de uitgaven, gescande betaalbewijzen, schoolresultaten en budget voor het volgende jaar.
De samenwerking met Salome eindigde in 2014, toen Effie, de jongste van de groep, een staatsbeurs kreeg om haar universitaire studies te beginnen. Salome schreef ons nog dat alle anderen een job hadden in de lijn van hun studies. Dit was bijzonder goed nieuws bij het einde van dit project in een land waar zoveel jongeren geen werk vinden.
Een bezoek van Maria-Pia in Nairobi in februari 2006
In februari 2006 was ik in Nairobi en ontmoette Salome. Salome had pas het bericht ontvangen dat er een plaats vrijgekomen was voor Kevin die op de wachtlijst stond voor het eerste jaar van een secundaire school. Zij had de lijst ontvangen van alles wat hij nodig had voor de lessen en voor het internaat, en vroeg me of ik op zaterdag vrij was om samen de boodschappen te doen. Ze dacht dat het goed zou zijn dat ik eens mee deed aan de actie in plaats van gewoon de centen te geven, en ook dat het voor de jongen plezant zou zijn me te ontmoeten. De afspraak was aan de schoenenwinkel, waar we “two pairs of black shoes, a pair of trainers, flipflops” moesten kopen. Twee paar zwarte schoenen werden gebracht, gepast, en Kevin knikte. Ik vond dat niet de juiste manier van doen en vroeg of hij de schoenen wel mooi vond. Kevin is een jongen van de sloppenwijken en was nog niet echt op zijn gemak in het gezelschap van een blanke dame die zijn studies betaalt. Hij antwoordde: “but they do fit”. Dan gingen we naar een grootwarenhuis waar we lakens, dekens, handdoeken, een pyjama, bord, kop, bestek en nog van alles meer gingen kopen. Ik herinnerde me mijn eigen kostschooldagen en vroeg of hij niet iets lekkers wilde kopen om uit te delen. “Je gaat daar toch je geld niet aan verprutsen!” kreeg ik als antwoord – hij was me al wat meer gewoon sinds ik hem geplaagd had dat hij roze lakens en een roze bedsprei moest kopen (of roze handdoeken daar niet goed bij zouden staan (waarop zijn zus zei: “neen, grijze, want dan zie je niet dat ze vuil zijn”)). Salome leerde me: “nee, wat lekkers meenemen, dat is voor meisjes, niet voor jongens.” Daarom vroeg ik de oudere zus, die meegekomen was om te helpen dragen of zij dan geen snoep wilde, want ze was ook op kostschool. Ze draaide zich om, nam een kar en snelde de winkel weer in. De stapel in haar kar werd hoger en hoger, maar toen ik zag dat ze er ook WC papier en maandverband in stopte, zei ik maar niets. Aan de kassa toonde ik een biljet en zei dat ik zeker niet meer dan dat zou betalen. Maar dat had ze precies perfect voorzien, want we bleven er net onder.
Van daar naar de boekenwinkel. Boek na boek van de lijst werd op de toonbank gelegd, en Kevin begon te glunderen. “En dat is allemaal voor mij!” zei ie, “ik heb nog van mijn leven zoveel dingen niet gekregen.” Waarop ik antwoordde: “Maar je krijgt het niet voor niets”. Nu keek hij me toch echt verwonderd aan. “Nu ga je ervoor moeten werken.” Toen hij het begrepen had, zei hij vol overtuiging: “But I will work, you know”. Zijn blik daarbij vergeet ik niet rap. Het was een magisch moment.